Blog 16: De vrije wil

“De mens kan wel doen wat hij wil, maar niet willen wat hij doet”, zei Schopenhauer.

De discussie omtrent de vrije wil kwam in een stroomversnelling door het hersenonderzoek van Libet, waaruit duidelijk werd dat ons ‘bewustzijn’ als het ware achter de feiten aan loopt. Het brein laat een ‘bereidheidspotentiaal’ tot handelen zien, ‘lang’ (0,3 sec) voordat een besluit ‘bewust’ genomen wordt.

Maar wanneer het niet-bewuste brein alles regelt komt onmiddellijk de vraag naar voren: ‘Waarom hebben we dan nog bewustzijn nodig?’ “Waarom speelt alles zich niet in het donker af wanneer alles al geregeld is?” vroeg Victor Lamme zich af. (‘De vrije wil bestaat niet’)  Bewustzijn lijkt hiermee immers achter de feiten aan te lopen. Maar wanneer ons bewustzijn er op de valreep nog voor kan zorgen dat dit onbewust voorgenomen besluit alsnog kan worden teruggedraaid of bijgesteld, dan levert bewustzijn ons daarmee dus juist een ‘vrije wil’ op.

Al onze besluiten worden onbewust voorbereid. Het bewust worden, en het onbewuste brein hierdoor geïnformeerd laten worden en op andere gedachten te laten komen, komt 0,3 sec. later, alsof het menselijk brein er nog even over na mag denken. Daarom lijkt de informatie van bewustzijn een soort vetorecht te hebben over het al of niet laten uitvoeren van wat onbewust reeds voorbereid is. Maar wanneer de bewust gespiegelde waarneming niet afwijkt en niet tot andere ideeën leidt, zal de uitvoering volledig ‘onbewust’ plaatsvinden.

Waar bij dieren slechts sprake is van niet-bewust handelen en derhalve ook van een ontbreken van een ‘vrije’ wil, bezorgt bewustzijn ons deze vrije wil, ook al blijkt deze vrije wil bij nadere beschouwing behoorlijk beperkt te zijn. Nadeel is ook dat deze ‘bewuste’ besluitvorming telkens voor een vertraging van 0,3 seconde in de werking van ons brein zorgt, wat de ‘savant’ in ons remt, en ons onderscheidt van een autist als ‘rain man’.

Schopenhauer wijst in deze discussie omtrent de vrije wil op een mogelijk nog interessanter vraagstuk hieromtrent. Hij zegt namelijk: “De mens kan wel doen wat hij wil, maar hij kan niet willen wat hij doet.” Onze wilsvrijheid is behoorlijk beperkt en relatief afhankelijk van onze ingebouwde vermogens, zeg maar van onze ‘fabrieksinstellingen’, maar ook van onze opvoeding.

Niet-bewust heerst er al een van nature bepaalde ‘wil’ en bovendien schuilen er in ieder van ons geheel unieke eigen levenswensen, waarover wij geen controle hebben en waarvan we niet eens weten waar die wensen vandaan komen. We zijn niet vrij in het krijgen van onze wensen en verlangens. Bij het maken van keuzes kunnen we hooguit op de valreep wat bijstellen, maar onze wil kan nauwelijks een andere dan de onbewust aangedragen ‘beste keuze’ maken.

Ook al weet ik dat ik over ‘een vrije wil’ beschik, omdat mijn bewustzijn door het bieden van zelfreflectie mijn ego tot heroverwegingen kan aanzetten, toch realiseer ik me dat deze ‘vrije wil’ behoorlijk beperkt is. Door mijn aangeboren ‘persoonlijke’ wensen, maar ook door de lessen en ervaringen die ik gehad heb is mijn ego geprogrammeerd en ge-herprogrammeerd  en kan ik nauwelijks iets anders willen dan mijn op dit moment onbewust gemaakte keuze. Bovendien kan ik ook nauwelijks kiezen voor iets wat voor mij nieuw of onbekend is, en van huis uit is mijn brein bovendien nogal angstig en behoudend.

Wanneer je 50 jaar geleden een Indiaan uit het Amazone gebied gevraagd zou hebben of hij misschien door de lucht naar Parijs zou willen vliegen, zou hij niet begrepen hebben waarover je sprak. Net zomin kan mijn ego kiezen voor wat het niet kent. Iemand die vanaf de geboorte blind is kent geen licht en geen duisternis.

Verder geldt: “Wanneer mensen vrij zijn te doen wat ze willen, doen ze meestal elkaar na.” (Eric Hoffer) , een fenomeen dat bekend staat onder de naam: ‘mimetische begeerte’. (René Girard)   Als mensen hebben wij dank zij onze spiegelneuronen een hoog imitatiegehalte.  

Over de vrije wil zei Stephen Hawking:  “Doe maar alsof je hem wel hebt, want het verschil zal je toch nooit weten, en mensen die ervan overtuigd zijn dat alles al vastligt kijken toch naar links en rechts bij het oversteken.”

Intermezzo: Iets moet plakken!

“Tegen een ander iets zeggen: hoe kun je verwachten dat dat iets bewerkstelligt? De stroom van gedachten, beelden en gevoelens, die voortdurend door ons heen gaat heeft zo’n geweldige kracht dat het een wonder zou zijn als hij niet alle woorden die een ander zegt mee zou sleuren en aan de vergetelheid prijs geven als ze niet toevallig, heel toevallig, bij de eigen woorden passen. Heb ik ooit werkelijk naar iemand geluisterd? Hem met zijn woorden in me opgenomen zodat mijn innerlijke stroom van richting veranderde? It’s just talking. No meeting of minds!” (Pascal Mercier: Nachttrein naar Lissabon)

‘Luisteren heeft alles met gehoorzaamheid te maken’ zei de Benedictijner abt Christopher Jamison. ‘Obedience’ is afgeleid van ‘ob-audire’: naartoe-horen. ‘Uw toegenegen luisteraar’, zouden wij zeggen. (Christopher Jamison: Levenslessen van een abt)  Maar hoe toegenegen ik ook luister er moet raakvlak zijn, zodat een boodschap binnen kán komen.

Vader abt uit een klooster in Nepal zei treffend: ‘Wanneer er geen vragen zijn, hoef ik niets te zeggen.’ Dan ‘plakt’ immers geen enkele uitleg. (Hans Peter Roel: Ki)

Toen de conquistador Hernán Cortés in juli 1519 voor anker ging aan de oostkust van het rijk der Azteken was hij voor hen als een buitenaards wezen uit een ruimteschip. De Spanjaarden moesten wel goden of demonen zijn, die reden op de ruggen van grote angstwekkende dieren.

Zaken die geen aansluiting in mijn brein vinden zullen niet goed ‘plakken’. Het risico dat dergelijke opmerkingen verkeerd vallen zal óók veel groter zijn. Het is bijna onmogelijk om aansluiting te vinden bij iets waar je nog nooit van gehoord hebt, of wat je nog nooit beleefd hebt. Geen wonder dat we elkaar soms moeilijk kunnen volgen en dat pubers eerst willen ervaren alvorens de adviezen en wijze raad van hun ouders te kunnen begrijpen.

Je kunt iemand die blind geboren is niet uitleggen wat duisternis of licht is.

Reden genoeg voor mij om de dingen van verschillende kanten te benaderen, in de hoop dat een andere benadering wellicht beter plakt dan de eerste. Waar kunnen wij aansluiting vinden? Staat hiervan al iets in je brein, en heeft het je belangstelling?

 

Blog 15: Wij zijn twee onder een kap!

De eerste essentiële stap in onze levensbeschouwing is de acceptatie van ‘ego-plus’.  Een tweedeling binnen ons ‘ware ik’ in enerzijds ons niet-bewust ego annex brein, en anderzijds ons ‘zelfbewustzijn’. Wij zijn twee in één, twee onder een kap, ‘ego-plus’, een ritssluiting.

Hierbij hoort ook de rigoureuze verdeling in ‘bewust’ en ‘niet-bewust’. Het bewuste hoort bij ‘plus’, en het niet-bewuste bij ego, maar het brein van ego krijgt de ‘bewust’ gemaakte informatie weer onmiddellijk door van ‘plus’, waarvan het versneld kan leren. Telkens opnieuw kan ego zo zijn niet-bewuste overtuigingen en prioriteiten bijstellen.

De verdeling in een niet-bewust en een bewust deel in onszelf past dus perfect bij de verdeling tussen ego en plus. Ego is onbewust, maar inmiddels heel slim (Het slimme onbewuste. Ap Dijsterhuis), en plus is ‘het waarnemende zelfbewustzijn’ of ‘gewaarzijn’ dat zijn via ego verkregen informatie ten dele opnieuw meedeelt aan het ego-brein, dat wij niet ‘zijn’, zoals Swaab ten onrechte beweert, maar ‘hebben’. Bewustzijn biedt ego extra zicht op zichzelf en op zijn omgeving en nodigt uit tot her-evaluatie.

Ego beschikt over een heel ‘slim onbewuste’, en indien ‘plus’ niet zou bestaan, dan zou Swaab gelijk hebben en waren wij, net als onze verre voorouders, ons brein, maar zouden er alleen geen weet van hebben. Dan zou ook de vrije wil niet bestaan. Dan zouden wij net ‘zoiets’ zijn als een aap of een olifant, en al zeker niet ‘iemand’, maar een onbewust levend gewerveld zoogdier, dat reageert op gebeurtenissen.

Ego is, ook bij de mens, volledig afhankelijk van zijn fabrieksinstellingen, zij het bij ieder mens met een extra uniek, eigen wensenpakket. Mijn ego is afhankelijk van mijn opvoeding en mijn ervaringen. Het grote geluk voor ons mensen is dat wij zelfbewustzijn gekregen hebben, waardoor ons ego zichzelf bij een bewuste confrontatie kan evalueren, kan leren en evolueren.

Het niet-bewuste brein (ego) is te vergelijken met een geavanceerde Google zoekmachine, die bij vragen op zoek gaat naar de hem bekende antwoorden. Bewustzijn kan hierbij a.h.w. prioriteiten stellen, de zoekopdracht verfijnen en nieuwe creatieve opties in beeld doen brengen, welke door ego ingebouwd kunnen worden. Hierdoor zal ons brein steeds meer nieuwe mogelijkheden zien en creëren, bij kunnen leren en daarmee zijn bestand verruimen.

Intermezzo: IK BEN

 

                                                                                             IK BEN 

                                                                              EGO            –           PLUS                                        

                                                                          Lichaam                  Bewustzijn

                                                                           Geest                         Ziel ?

                                                                          Psyché *

                                                                     Niet bewust                  Bewust

                                                       Ego is als een computer  Plus ‘kan’ de computer bedienen

 

Misschien is onze ‘psyché’, dankzij de door bewustzijn bijgewerkte breinprogramma’s, nog wel het best te duiden als ‘de reeds door voortschrijdend inzicht getransformeerde en bezielde geest’, die toch thuishoort binnen Ego.

 

Tussentijdse conclusie

Omdat Dick Swaab stelde dat ‘wij ons brein zijn’, gingen we kijken naar de opbouw van ons brein. We konden vaststellen dat Swaab gelijk had tot het moment van de komst van ‘zelfbewustzijn’, want vanaf dat moment waren we méér dan ons brein.

De stelling van Descartes: “Ik denk dus ik ben” moet uitgelegd worden als: ‘Ik ben’ vooral doordat ik me bewust ben van het feit dát ik denk en waarneem. Dit sluit aan bij de uitspraak van Sartre: “Je kunt niet zijn wat je waarneemt.” Het is ‘de waarnemer’ van mijzelf die ziet dat ‘ik ben’, waarbij die laatste ‘ik’ mijn ego is. Misschien dat een dier ook denkt, maar hij kan dit niet waarnemen, omdat hij zelfbewustzijn mist.

De titel van deze weblog is opgedragen aan ‘deze waarnemer’, ‘de voyeur’. Pas wanneer we deze voyeur ontdekt of ‘betrapt’ hebben, weten we dat wij méér zijn dan ons brein of ons ego, namelijk ego-plus, ego plus zelfbewustzijn. Mijn ego, sinds jaar en dag slechts deels terecht ‘ik’ genoemd, naast het andere deel van mijn zelf, mijn zelfbewustzijn. We zijn ‘twee  zelven’, twee in één, ego-plus. De tweedeling van mijzelf in ‘IK’ en ‘mij’. Het zelf als de ‘kenner’ of waarnemer, en het zelf als het gekende of waargenomene. (William James)

Naast mijn ‘ik’ als ego is er dat tweede IK waarvan Alfonse Daudet zei:

“O, dat verschrikkelijke tweede ik, dat steeds blijft zitten terwijl het eerste staat, doet, leeft, lijdt en tekeergaat. Dat tweede ik , dat ik nooit van zijn stuk heb kunnen brengen, of aan het huilen of in slaap!  Zoals dat alles doorheeft! En overal mee spot!”

Deze tweedeling bleek ook parallel te lopen met de indeling in het ‘bewuste’ en ‘onbewuste’. Mij ego is net als bij nagenoeg al de voorgangers van de soort Homo ‘onbewust’. Het werkt als een vanzelf op de aard en omstandigheden reagerend wezen, vanuit een onbewust brein. De mens vormt a.h.w. de eerste uitzondering op deze regel doordat hij ook ‘bewust’ kan ‘waarnemen’ wat er gebeurd. Hij is zich van zichzelf bewust. Naast er eenvoudig te ‘zijn’ kan hij er ook ‘wezen’ zei Dirk de Wachter.

Met deze tweedeling als uitgangspunt en het besef twee in één te zijn, zullen we nu op zoek gaan naar of ‘ik en IK’ wel iets te willen heb, of wie er eigenlijk achter het stuur van mijn leven zit. Wie er eigenlijk denkt, en waar dat stemmetje in mijn hoofd vandaan komt.