Ik denk,dus ik ben

k denk, dus ik ben.” (1637 René Descartes)  Deze uitspraak vormde voor René Descartes de enige zekerheid om als basis voor zijn filosofie te dienen. Het klinkt ook zo logisch, maar de vraag is of juist deze logica ons niet steeds op het verkeerde been heeft gezet.

Misschien is dit zelfs wel hét toonbeeld van de misleiding waaraan wij allen bloot stonden vanaf het moment dat onze ouders en de wereld op ons als kind inspraken. Men heeft ons verteld dat wij het zelf zijn die denken, en dat wij dus de denker zijn. Dit werd later door Swaab vrij vertaald als ‘Wij zijn ons brein’, maar toen kreeg menigeen ineens toch bedenkingen.

“Wie is de denker?” is de vraag die blijft. En de achterliggende vraag is dan: “En wie ben ik?”

Voor mij is het antwoord: Ik ben ego-plus. Deels ben ik, of heb ik een ‘ego’ (mijn brein en mijn lijf), en deels ben ik of heb ik ‘bewustzijn’. De ruimte waarin ik me ‘bewust’ ben wat ik denk, en dát ik denk en dát ik er ben. De ware ik is hij die de ruimte schept waarin de belevenissen van mijn ego waargenomen en gereflecteerd kunnen worden. Zonder dat bewustzijn, die stilte waarin zich dit alles van mijn ego af kan spelen, zou mijn ego er niet ‘wezen’, maar ‘zijn’.  

Mijn ego is een zelfstandig, onbewust denkend schepsel, dat zichzelf, bij de gratie van bewustzijn, fragmentarisch en selectief bewust kan worden van zichzelf. 

Swaab zei: “Wij zijn ons brein”, dankzij de bewustwording daarvan, maar juist die ‘bewustwording’ daarvan geeft dus aan dat we méér zijn dan alleen ons brein. Ik ben ego-plus, of nog veel beter: ik ben: plus-ego. Er is sprake van ‘mijn ego’, én wat belangrijker is: er is sprake van het ‘bewustzijn’ hiervan. De ruimte waarin zich mijn ego en de ervaringen daarvan afspelen

Bewustzijn heeft er voor gekozen gebruik te maken van mijn en jouw ego. Mijn ego is a.h.w. mijn auto, waarin ‘bewustzijn’ de aansturende en corrigerende bestuurder is. Maar het is vooral mijn auto die rijdt, waarbij er vaak ‘op mijn ruggenmerg’ gereden wordt. Bewustzijn is lang niet altijd actief. We zijn grotendeels ‘zelfrijdende auto’s’ geworden.

Wie ben ik dan? Ben ik dan ‘mijn zelfrijdende auto’? Of ben ik vooral de constructeur op de achtergrond? Misschien moeten we niet meer over een ‘ik’ spreken, maar zijn ‘ze’ er beiden: de ‘zelfrijdende auto’ en ‘bewustzijn’ als ontwerper. We zijn vooral degene die het spel met de ‘zelfrijdende auto’ speelt.

Men heeft ons aangeleerd de klemtoon bij de ‘zelfrijdende auto’ te leggen, als ‘ik’. Een auto die de schuld naar zich toetrekt wanneer er iets mis gaat. Een auto die ook ‘denkt’ voor de koers en de omstandigheden verantwoordelijk te zijn, ook al moet hij steeds ‘kiezen’ conform zijn fabrieksinstellingen of bijgestelde programmering, hem ingegeven door zijn ontwerper.

En wanneer je dit begrijpt ben je ‘verlicht’. Moeilijker wordt het niet. Het betekent waarschijnlijk alleen een copernicaanse omkering in je denken.

Het almachtige ‘bewustzijn’ als de zon in het centrum, en het ego (brein) dat er als de aarde omheen draait. Niet de aarde, ego, beslist, maar ‘bewustzijn’. Dankzij bewustmaking, souffleren of het aandragen van wat wij ‘toeval’ noemen, bepaalt ‘bewustzijn’ de details van ons leven. ‘Bewustzijn’ dat zijn schepping kennelijk meer van binnenuit wil ervaren. Net zoals ‘bewustzijn’ het leven van al het geschapene bepaalt, bepaalt het ons leven. Maar bij uitzondering, heeft het er ons ook ‘bewust’ van gemaakt.     

Leven als mens draait om het spel tussen bewustzijn en ego.    

Ons ‘denken’ is meer ‘das berechnendes Denken’ van Heidegger, waarin mijn brein de algoritmes van het programma volgt. Heidegger heeft het dan over een ‘Denkmaschine’ en gebruikt hiervoor het woord ‘Wesenlos’. ‘Bewustzijn’ houdt het denken, misschien wel selectief, een spiegel voor, waarmee het kan zorgen voor lering en bijstelling. En wellicht kan het vanuit de cloud ‘ingevingen’ tot ons brengen, waarbij het geleidelijk doet denken aan ‘das besinnliches Denken’ van Heidegger. 

‘Verlichting’ schuilt in de uitleg van: “Ik denk, dus ik ben.” Het verandert de kijk op je leven totaal. Mijn ego doet zijn ding op wat zich aandient. Er is geen sprake van een ‘vrije wil’, maar van de uitkomst van algoritmes die voortkomen vanuit fabrieksinstellingen en ervaring. (Nature en nurture.) Ik heb niets te zeggen over de kaarten die ik krijg, maar speel ze uit conform mijn instellingen.

Toeval hoeft niet te bestaan, maar kan de keuze van ‘bewustzijn’ zijn, die ‘mij’ (mijn brein) dit wil laten doormaken om het zelf te ervaren. Dat ik me daarbij gedraag alsof het allemaal mijn eigen keuze en schuld is, is deel van het spel geworden. Maar, dat wetende, kan ik er nu ook anders mee omgaan.

Mijn leven als een ‘bewuste’ keuze van ‘bewustzijn’, die ‘ik’ als ‘mijn brein’ mag ervaren conform het op dat moment geldende programma van mijn brein. Een ander programma is dan een ‘geschenk’ van bewustzijn, of een gevolg van ‘voortschrijdend inzicht’.

Het leven is een spel van ‘bewustzijn’, dat door ons mensen ‘bewust’ geleefd mag worden.

Er zijn mensen die in dit proces van ‘verlichting’ nog iets verder gaan. Zij flirten m.i. met de kwantumfysica, waarin bewustzijn als ‘aandacht’ een scheppende kracht krijgt, en iets er alleen is tijdens die aandacht. Zoals Einstein zei: “Ik weet niet of de maan er nog wel is wanneer ik niet kijk.”  Volgens hen kan mijn hele leven als een spel in mijn hoofd gecreëerd worden. Er is alleen dat wat mijn aandacht heeft. Zelfs tijd en ruimte zouden daarin niet nodig zijn. Zo zou de schepping inderdaad kunnen zijn. Voor mij is dit net iets verder in denken, maar niet nodig om ‘verlicht’ te zijn.