Nu nog eerst even terug naar een van de belangrijkste vragen uit ons leven: “Zitten wij wel aan het stuur in ons leven?” Of zijn wij als kleine kinderen in die zelfrijdende autootjes in een pretpark, die opgewonden rondrijden en denken aan het stuur te zitten, om er later achter te komen dat de karretjes vanzelf gereden worden.

Ben ik de chauffeur of de passagier?” Hoeveel zeggenschap heb ik? Zijn de dingen in mijn leven maakbaar, of word ik gedomineerd door de omstandigheden? (Tim Koldijk: Van kijken naar zien)

Wanneer ik kies voor de rol van passagier lijk ik daarmee inherent ook mijn ‘vrije wil’ op te geven. Dan ben ik immers voorbestemd en ‘slachtoffer’ van het determinisme. Maar kies ik voor de rol van chauffeur, dan is het leven maakbaar en moeten de omstandigheden door mij aangepakt worden.

Een metafoor rond dit thema vinden we terug in de vorm van de koets van Gurdjeff, met mijzelf op de bok en de meester achter in de koets. Ik mag bepalen hoe ik de bestemming wil bereiken die de meester mij opgeeft.

Eenzelfde  koets-metafoor werd duizenden jaren eerder al gebruikt in de Bhagavad Ghita, maar hier met de godin Krishna op de bok en mijzelf ín de koets. Krishna bepaalt de koers van mijn leven en doet me beseffen niet zelf te handelen, maar de handelingen door mij heen te laten gaan. Ze nodigt me uit om te handelen naar eigen roeping, maar daarbij niet gehecht te zijn aan de gevolgen en me dit handelen niet toe te eigenen. Ook Boeddha zal later deze denkwijze volgen. Krishna of bewustzijn maken de dienst uit in mijn leven. Er wordt door mij heen gedaan middels mijn ego.  

Paul Smit stelt iets soortgelijks: “Het leven is als een bootreis, waarbij ik niet aan het roer sta”, waarmee ook hij mijn onmondigheid en predestinatie lijkt te beklemtonen. Toch lijkt hij me in de rol van ‘passagier’ aan boord nog zoiets als een persoon te bieden die zijn ‘ik’ aan boord kan handhaven. Maar wanneer hij vervolgens deze passagier alleen als een ‘ego’ omschrijft, een lichaam met een brein, waarmee ego weliswaar tot iets levends, maar niet tot ‘iemand’ verwordt, dan is er geen sprake meer van een ‘ik’ als passagier, noch een ‘ik’ als chauffeur.

Daarmee wordt ook de vraag of ik de chauffeur of de passagier ben geheel overbodig, want dan is er niet ‘iemand’ om zoiets als passagier of chauffeur te worden. Dan is Krishna de menner van een koets, zonder een ‘mij’ in de koets, en ben ik slechts de koets, het vehikel van Krishna. Mijn ego (ik) als vehikel van Bewustzijn. Ben ik nog wel ‘Ego-Plus’ nu mijn ego steeds minder meetelt?

In ‘Praten over bewustzijn’ stellen Patrick Kicken en Paul Smit al in de inleiding: “Stel je toch eens voor dat alles gewoon gebeurt!” Dat alles simpelweg plaatsvindt zonder dat jij je daarover druk hoeft te maken. En bovendien waarschijnlijk nog beter dan nu, omdat je ‘piekerverstand’ er vaak minder van bakt dan je intuitieve werkverstand.

Zij verwijzen naar de volgende veelzeggende tekst van Albert Einstein:

“Als de maan, tijdens het verwezenlijken van haar eeuwige beweging rondom de aarde, voorzien was van zelfbewustzijn, zou ze er volledig van overtuigd zijn, dat ze aan het bewegen was vanuit zichzelf.”  

En in een andere uitspraak stelt Einstein: “Als ik niet naar de maan zou kijken, weet ik niet of hij er nog wel is.”

In ‘De wereld van Dirk De Wachter’ lezen we: “De mens is alleen al door zijn existentie een uitzondering bij uitstek, door er simpelweg tegelijkertijd te zijn en te ‘wezen’, zich bewust te zijn van dat eigen bestaan.” 

Het gaat niet meer om de vraag of ik de chauffeur of de passagier ben, maar over de vraag hoe ‘zijn’ en ‘wezen’ in ons als mens verenigd worden. En dit vindt plaats door ‘er te zijn’ én, door zich  bewust te zijn van dat ‘eigen’ bestaan, ‘er te wezen’.

Enerzijds te beseffen als ego, als lichaam en brein, de koets te ‘zijn’ en anderzijds bewustzijn te herkennen als de koetsier en daarmee ons ‘wezen’ te doorzien.

En op de vraag ‘wie ik ben’ kan ik dan stellen: “Ik ben de som.”  Door er te ‘zijn’ en er te ‘wezen’, ben ik twee in één, of misschien zelfs meer dan dat, hét éne dat is, álles.

Ik kan het alleen nog niet geloven. Mijn ik wil het stuur, dat hij denkt in handen te hebben, nog niet uit handen geven, uit angst voor de toekomst. Wat denk jij ervan?