
Wanneer we over ‘ons brein’ spreken, praten we over iets waarvan de eerste duidelijke aanleg zo’n 500 miljoen jaar geleden begon met de ontwikkeling van de hersenstam. Deze hersenstam vormt nog steeds de kern van onze hersenen. In deze hersenstam worden nog steeds al onze basale lichamelijke functies gereguleerd. Hierbij moet je denken aan onze stofwisseling, ademhaling, temperatuurregulatie, immuunsysteem en hart- en vaatfuncties.
Zo’n 200 miljoen jaar geleden ontstond ons midden-brein, waar onze emoties geproduceerd worden. Dit midden-brein wordt ook wel ons limbische systeem genoemd. Het moet ons met behulp van emoties meer kansen bieden om te overleven, om pijn te vermijden en om geluk te vinden. Emoties kunnen ons helpen bij het nemen van de juiste beslissingen. Dankzij dit limbische systeem krijgen alle zintuiglijke waarnemingen en gedachten of mentale voorstellingen een ‘emotioneel waarde-label’. En dit waarde-label helpt ons om bij herhaling van situaties ‘onbewust’ de goede keuzes te maken.
Het limbische systeem werkt met zes basisemoties: angst, woede, verdriet, vreugde, verrassing en schaamte. Samen zorgen deze emoties ervoor dat de goede keuzes gemaakt worden om pijn te vermijden en plezier te beleven. Deze emoties vormen vervolgens ook de basis van onze intuïtie.
Intuïtie is volgens Malcolm Gladwell de uitkomst van supersnelle, selectieve emotionele informatie reductie, m.a.w. intuïtie biedt een uiterst snelle emotionele samenvatting van een situatie. De uitkomst bepaalt onbewust onze keuze hoe te handelen. Als gevolg hiervan geldt dat mens en dier in panieksituaties veelal onbewust intuïtief handelen, maar de mens is na zijn ‘bewustwording’ als eerste wezen ook in staat om daarvan ‘bewust’ af te wijken. De mens kan een andere uitleg aan zijn emoties of zijn intuïtie geven en is zelfs in staat zijn emoties compleet te negeren. Maar de mens kon dit pas nadat hij ‘bewust’ kon voelen en denken. (Malcolm Gladwell: Intuitie)
En om daadwerkelijk te kunnen ‘voelen’ en ‘denken’ waren eerst nog de hersenschors en ‘bewustzijn’ nodig, die zich pas enkele miljoenen jaren geleden in de evolutie ontwikkelden. Hierbij praten we over de hersenschors of de cortex, gekscherend ook wel onze ‘eindhersenen’ genoemd, niet wetend of er ooit nog meer hersenen zullen volgen.
Volgens Damasio moest de hersenschors er wel komen om onze emoties bewust te kunnen ‘voelen’ en daarmee situaties nog beter in te kunnen schatten. Het daadwerkelijk ‘bewuste voelen’ danken wij echter vooral aan zelfbewustzijn en zelfreflectie die ons pas enkele honderdduizend jaar geleden geschonken werden. (Antonio Damasio: Ik voel dus ik ben)
De mens onderscheidt zich van al zijn voorgangers dankzij de bewuste ‘zelf’-reflectie, die hem als eerste schepsel ‘zelfbewust’ maakt. De mens is in staat om zichzelf niet alleen in de spiegel te herkennen, maar ook om een blik naar binnen te kunnen werpen en emoties, zintuiglijke waarnemingen en gedachten te herkennen als ‘eigen’, en te kunnen benoemen. Emoties en gedachten die bij het ego horen, dat we daarom voor eigen gemak maar ‘ik’ gingen noemen. Dit laatste blijkt bij nader inzien behoorlijk verwarrend aangezien ego zelf slechts de reactieve rol van een stand-up comedian blijkt te kunnen spelen.
Middels deze ‘bewuste zelfreflectie’ wordt ons ego in staat gesteld om de door bewustzijn met ‘aandacht’ opgepikte in- en uitwendige waarnemingen te spiegelen en zo hierop ook ‘bewust’ geïnformeerd te kunnen reageren. Zelfreflectie is in staat onze hersenen ‘bewust’ te doen zijn van het tot nu toe ‘niet-bewuste’ ego-handelen van ons brein en het zo nodig anders te laten reageren. Vanaf dit moment zijn we ‘zelfbewust’.
Echter, juist dit beschikken over zelfbewustzijn brengt een nieuw probleem met zich mee. Zouden we zonder dit zelfbewustzijn nog terecht hebben kunnen zeggen: “Wij zijn ons brein”, vanaf het moment van de bewuste waarneming van ons brein moeten we vaststellen dat we meer zijn dan dat. Sartre stelde terecht: “Je kunt niet zijn wat je waarneemt”. Een waarnemer is iets anders dan wat hij waarneemt.
Maar dat schept wel een lastige eerste vraag: ‘Als ik niet mijn waargenomen brein ben, wie of wat ben ik dan wel?’ ‘Wie of wat is die uitkijkpost?’ zei Kierkegaard. Zijn wij in staat de voyeur te betrappen? (Jan Keij: Kierkegaard anders gezien)
Ons gedrag wordt primair onbewust aangestuurd op geleide van onze instinctieve en emotionele reacties op de omgeving. Pas in tweede instantie biedt ‘bewuste’ aandacht aan ons brein de mogelijkheid om van onze niet-bewuste gedragspatronen af te wijken. De bewustmakende waarnemer, die in ons schuilt, kan ons brein op andere gedachten brengen. Ja ‘Wij zijn ons brein’, maar we zijn ook de waarnemer ervan en daardoor misschien ook wel de inspirator en de criticus.
In eerste aanleg zijn wij inderdaad ons brein zoals Dick Swaab zegt. Het later verworven ‘zelfbewustzijn’ heeft ons echter tot’meer’gemaakt dan dit ‘onbewuste brein’. Het herkennen en erkennen van deze voyeur is bepalend voor ons ‘zijn’. Ons er ‘wezen’.