
Hoe zit het eigenlijk met ons ‘zelf’?
William James, de grondlegger van de psychologie, beschreef als een van de eersten de tweedeling van ons ‘zelf’ in ‘IK’ en ‘mij’. Het zelf als de kenner (IK), en het zelf als het gekende (mij). Het IK dat geen leeftijd of geslacht heeft, dat niet goed of slecht is, maar ‘de bewuste waarnemer’ van mijn ‘zelf’, ofwel ‘zelf’-bewustzijn. “Onze ‘continu sturende identiteit’”, aldus James, en met deze identiteit zullen we vooral rekening moeten houden.
“O, dat verschrikkelijke tweede ik, dat steeds blijft zitten terwijl het eerste staat, doet, leeft, lijdt en tekeergaat. Dat tweede ik, dat ik nooit van zijn stuk heb kunnen brengen, of aan het huilen of in slaap! Zoals dat alles doorheeft! En overal mee spot!” (Alfonse Daudet, vert. A.F.Th. van der Heijden)
Wanneer men alleen is en zich in gedachten iets afvraagt krijgt men wel vaker het gevoel van buitenaf naar iets daar binnen te kijken, maar wanneer er anderen in de buurt zijn heeft men weer sterk het idee beiden tegenover de ander te staan.
Een soortgelijke tweedeling als die tussen ‘IK’ en ‘mij’, vinden we terug in het ‘dualisme’, de scheiding tussen lichaam en geest. Iets, dat René Descartes verweten wordt, en dat nog steeds tot onenigheid leidt. Zijn: “Cogito, ergo sum”, “Ik denk, dus ik ben”, en zijn daarin verweven scheiding tussen res extensa (het meet- en weegbare) en res cogitans (het denkende deel) werd door iedereen uitgelegd als een scheiding tussen lichaam en geest.
Antonio Damasio noemde dit: ‘De Vergissing van Descartes’, en schreef ter correctie: ‘Ik voel, dus ik ben’. Ook Spinoza leverde al in zijn allereerste werk kritiek op Descartes, en stelde dat lichaam en geest één zijn, en nooit gescheiden geweest. Mijns inziens bedoelde Descartes eerder een tweedeling tussen lichaam en ‘ziel’, die hoewel gescheiden en te onderscheiden z.i. innig verbonden waren, eerder ‘non-duaal’, zoals ook verondersteld wordt in het Hindoeïsme en het boeddhisme. De ziel, die van hem een plek in de pijnappelklier in ons brein kreeg. De verwarring tussen ziel en geest lijkt er een van alle tijden te zijn.
Wat het belang van de uitleg rond de uitspraak van Descartes betreft kan ik me beter vinden in Sartre, die hierover zei: “Descartes heeft het ego ontdekt”, want stelde hij: “Je kunt niet ‘zijn’ wat je waarneemt”. Het is ‘zelfbewustzijn’ dat constateert dat: “het ‘ik’ denkt, en dus ‘is’”. Het waarnemende ‘zelf’, neemt een denkend ego waar, en meldt dit terug aan ego dat uit deze informatie terecht of onterecht concludeert dit ‘zelf’ (ook) te zijn, en de omissie van dit ‘ook’ heeft, zoals we zullen moeten vaststellen, tot héél veel verwarring geleid. Zelf-bewustzijn is de voyeur in onze titel!
En, ja, je leest het goed, zoals Swaab beweert: “het waargenomen ego denkt” en is de producent van onze naar schatting tien- tot veertigduizend gedachten per dag.
In functioneel opzicht lijken we daarom verdeeld in een ‘pikkend’ en een ‘toeziend vogeltje’, een metafoor uit de Rig-Veda, een van de oudste Hindoegeschriften, van rond 1500 v.C.. Een onbewust handelend, hardwerkend ‘zelf’, mijn ego of ‘ik’, en een toeziend ‘zelf’, ‘dat verschrikkelijke tweede ik’ mijn zelfbewustzijn, dat waarneemt en vervolgens deze informatie opnieuw, maar nu ‘bewust’ teruggeeft aan mijn ego, ‘ter lering ende vermaak’.
Mijn ego is een volautomatisch handelend, pijn vermijdend en plezier zoekend brein, dat al tweehonderd miljoen jaar ondersteund wordt door een emotioneel lichaam. Het gaat verlangens achterna, waarvan het niet eens weet waar die vandaan komen. En van een eigen ‘vrije wil’ lijkt geen sprake, omdat er ‘niemand’ thuis is in dit brein.
Wellicht zijn die verlangens een keuze van ons emotionele DNA (Het emotionele DNA , Pierre Capel) of van die bewuste waarnemer, het toeziend vogeltje, die ‘continu sturende identiteit’ van William James. Zo niet dan lijken de omstandigheden, determinisme en toeval de leiding te hebben. Maar volgens Spinoza bestaat ’toeval’ niet, wij hebben er alleen nog geen verklaring voor waarom het gebeurt.

Recente reacties